preheader
header

Polysomnografische bevindingen bij patiënten met idiopathische Parkinson

De toenemende degeneratie van de hersenstam, die volgens de hypothese van Braak aan de basis ligt van idiopathische ziekte van Parkinson, impliceert dat bepaalde slaapregulerende centra in de hersenen reeds in een vroeg stadium van de ziekte betrokken zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het slaappatroon en de slaapstructuur bij Parkinson-patiënten ernstig verstoord is. Zo beschreef men onder andere een vermindering van het aantal K-complexen en het aantal ‘slaapspindels’ in een gevorderd stadium van de ziekte en bij Parkinson-patiënten met visuele hallucinaties. Deze vermindering van K-complexen verstoort mogelijk de filtering van sensorische prikkels. Hiernaast stelde men vast dat de slaapdruk tijdens de REM- slaap van Parkinson-patiënten ernstig verstoord is en observeerde men fasische spieractiviteit tijden de non-REM slaap.

In het geval van vroege Parkinson zijn de beschikbare polysomnografische studiedata op het ogenblik schaars. In een recente studie werden de somnografische data van 33 Parkinson-patiënten met een ziekteduur van minder dan 3 jaar vergeleken met de slaapprofielen van een normale controlegroep. De patiënten met idiopathische Parkinson vertoonden een reductie in het percentage spieratonie tijdens de REM-slaap vergeleken met controlepersonen (80% bij Parkinson-patiënten vs. 93% bij normale controles, p < 0.05). Opmerkelijk was wel dat noch de totale slaapduur, noch de slaapefficiëntie, noch de frequentie van periodische beenbewegingen verschilden tussen patiënten en controles. Ook werden Parkinson-patiënten niet vaker wakker dan controles en was het aantal patiënten dat last had van apneu of hypopneu vergelijkbaar. In dit stadium van de ziekte had dopaminerge medicatie nagenoeg geen invloed op de polysomnografische profielen.

In verschillende studies bij patiënten met een gevorderd stadium van de ziekte stelde men, naast een substantiële slaapfragmentatie, ook een lagere slaapefficiëntie en een kortere duur van de REM-slaap vast. Verder bleek dat de duur van de ziekte een erg belangrijke impact heeft op het slaappatroon. Zo is een langere ziekteduur geassocieerd met een toename in de slaaplatentie en een afname van de slaapefficiëntie, de totale slaaptijd, de totale REM-slaaptijd en de diepeslaaptijd. De invloed van medicatie op de polysomnografische profielen van patiënten met gevorderde idiopathische ziekte van Parkinson lijkt op het eerste gezicht beperkt, echter hiernaar moet nog aanvullend onderzoek worden uitgevoerd.

Samengevat kan gesteld worden dat polysomnografie op het ogenblik de beste methode blijft om, in een klinisch kader, slaapstoornissen vast te stellen bij patiënten met idiopathische ziekte van Parkinson. De slaapproblemen bij Parkinson-patiënten hebben echter vele verschillende oorzaken van zowel primaire (degeneratie van slaapcentra in de hersenen), secundaire (geassocieerd met motorische problemen, depressie, etc.) als tertiaire aard (invloed van medicatie) en daarnaast spelen er ook leeftijdsgebonden aspecten mee. Het is momenteel onmogelijk om deze verschillende oorzaken te ontrafelen met conventionele polysomnografie. Wanneer men dus slaapproblemen, geassocieerd met de ziekte van Parkinson, in een wetenschappelijk kader wil bestuderen, is een herziening van conventionele polysomnografie noodzakelijk. Deze herziene vorm van polysomnografie zou ondermeer onderzoekers in staat moeten stellen om de verschillende slaapfasen beter te kwantificeren en slaapatonie tijdens de REM-slaap beter te identificeren.

Referentie
Diederich NJ, et al. Polysomnography in Parkinson’s disease – a useful tool? Presented at MDPD 2012, abstract #561.

Spreker Nico Diederich

 diederich

Nico Diederich, MD, PhD,
Centre for Systems Biomedicine, Université de Luxembourg, Luxemburg, Luxemburg


Zie: Keyslides

Naar boven