preheader tnn

Celgene

‘Real world’-prevalentie van auto-antistoffen bij epilepsie

Medicatieresistente epilepsie met aanhoudende epileptische aanvallen waar geen effectieve behandeling voor is, treft 20 miljoen patiënten wereldwijd. Door meer te weten te komen over de mogelijke immunologische origine van bepaalde epilepsiesoorten zouden de therapeutische mogelijkheden voor deze patiënten uitgebreid kunnen worden. McGinty en collega’s analyseerden het bloedserum van 492 epilepsiepatiënten en 55 gezonde controles. Bij 12,2% van de patiënten werden antilichamen gedetecteerd versus 3,6% van controles. Met name neuronale oppervlakte-antistoffen en GAD65-antilichamen spelen wellicht een rol bij de pathologie van bepaalde epilepsiesoorten.

Er zijn verschillende aanwijzingen dat sommige vormen van epilepsie een immunologische origine hebben. Zo komen auto-immuunziekten vaker dan gemiddeld voor bij patiënten met epilepsie, reageren sommige pediatrische epilepsiesoorten op steroïden en zijn er soms specifieke neuronale oppervlakte-antistoffen (‘neuronal surface antibodies’, NSA) betrokken bij het ziektebeeld. De exacte prevalentie van deze zogenoemde auto-immuun epilepsie is onbekend, maar het komt waarschijnlijk bij een kleine subgroep van epilepsiepatiënten voor. In de literatuur is er aanzienlijk veel verschil in de gerapporteerde prevalenties van antilichamen bij auto-immuun epilepsie, veroorzaakt door onder andere het inconsistente gebruik van de term auto-immuun epilepsie en verschillen in gebruikte methodes.

Medicatieresistente epilepsie met aanhoudende epileptische aanvallen treft 20 miljoen patiënten wereldwijd. Er is geen effectieve behandeling voor. De ziekte gaat gepaard met significante co-morbiditeit, een verminderde kwaliteit van leven en een verhoogd risico op overlijden. Conventionele anti-epileptica richten zich op het onderdrukken van de aanvallen en niet zozeer op het immuunsysteem om de aanvallen te voorkomen. Door meer te weten te komen over de mogelijke immuun origine van bepaalde epilepsiesoorten zouden de therapeutische mogelijkheden voor deze type patiënten uitgebreid kunnen worden met bijvoorbeeld immuuntherapie. Bij patiënten met anti-LGI1 encefalitis is reeds aangetoond dat de prognose op de langere termijn wordt verbeterd als behandeling met immuuntherapie in een vroeg stadium wordt ingezet. Dit zou tevens het geval kunnen zijn bij geïsoleerde epilepsie met antilichamen, maar momenteel is hier nog onvoldoende bewijs voor.

McGinty en collega’s wilden daarom de prevalentie van auto-antistoffen bij epilepsiepatiënten in kaart brengen, zodat deze generaliseerbaar is naar de bredere populatie. In een prospectieve studie werd het bloedserum gescreend van 232 patiënten met new-onset epilepsie met focale aanvallen, 206 patiënten met medicatieresistente epilepsie, 54 patiënten met aanvalsvrije epilepsie en 55 gezonde controles.1 Er werd gekeken naar 9 specifieke NSA’s, overige reactiviteit op het neuronale oppervlak en GAD65-antilichamen. De groepen waren gematcht voor leeftijd en geslacht.

Bij 60 van de 492 epilepsiepatiënten (12,2%) werden er antilichamen in het serum gedetecteerd. Dit percentage was vergelijkbaar in de verschillende subgroepen (new-onset epilepsie met focale aanvallen: 10,3%; medicatieresistente epilepsie: 13,6%; aanvalsvrije epilepsie: 11,1%). Bij patiënten met new-onset epilepsie met focale aanvallen werden vooral VGKC-complex antilichamen (LGI1, CASPR2 en contactin-2) gedetecteerd. GAD65-antilichamen werden alleen bij patiënten met medicatieresistente epilepsie gevonden. Verder werden bij 2 gezonde controles (3,6%) antilichamen in het serum gedetecteerd.

De klinische relevantie van deze bevindingen is op dit moment nog onduidelijk, maar de onderzoekers concluderen dat met name NSA’s en GAD65-antilichamen wellicht een rol spelen bij de pathologie van bepaalde epilepsiesoorten. Ze zullen doorgaan met het onderzoek en de klinische fenotypering verder in kaart brengen om specifieke kenmerken geassocieerd met bepaalde antilichamen te identificeren.

Referentie

1. McGinty RN, Fower A, Walker V, et al. Real-world prevalence of autoantibodies in epilepsy. Gepresenteerd tijdens EAN 2020; abstract O3008.

Spreker Ronan McGinty

Ronan McGinty

Ronan McGinty, Nuffield Department of Clinical Neurosciences, University of Oxford, Verenigd Koninkrijk


Zie: keyslides

Naar boven