preheader tnn


Gefaciliteerde subcutane immuunglobuline bij multifocale motorische neuropathie

Om subcutane behandeling met immuunglobuline te optimaliseren, onderzochten Jakobsen en collega’s een infusie van een groot volume IgG gefaciliteerd met een voorbehandeling met hyaluronidase met conventionele infusie met meerdere kleine doseringen bij 20 patiënten met multifocale motorische neuropathie. Gefaciliteerde subcutane immuunglobuline bleek een toepasbare behandeling en niet-inferieur bij deze patiënten die eerder zijn behandeld met conventionele infusie. Alhoewel de behandeling gepaard gaat met een hogere frequentie van gelokaliseerde bijwerkingen, geven patiënten hier toch de voorkeur aan vanwege het gemakkelijkere behandelregime.

Achtergrond

Een groot voordeel van subcutane behandeling met immuunglobuline is dat dit thuis kan worden uitgevoerd zonder hulp van een zorgprofessional. Het nadeel is daarentegen dat er slechts kleine volumes immuunglobuline per keer kunnen worden toegediend, waardoor er meerdere injecties nodig zijn om een optimale behandeling te krijgen. Met behulp van een voorinjectie met hyaluronidase is het echter mogelijk om vervolgens een groter volume immuunglobuline toe te dienen. Om subcutane behandeling met immuunglobuline te optimaliseren, onderzochten Jakobsen en collega’s een infusie van een groot volume IgG gefaciliteerd met een voorbehandeling met hyaluronidase (‘facilitated subcutaneous immunoglobulin’, fSCIG) met conventionele infusie met meerdere kleine doseringen (‘conventional subcutaneous immunoglobulin’, cSCIG) bij 20 patiënten met multifocale motorische neuropathie (MMN).

Studie-opzet

Een gerandomiseerde, cross-over en waarnemer geblindeerde onderzoeksopzet werd toegepast gedurende een behandelperiode van 24 weken voor elke behandeling. Er werden 20 patiënten 1:1 gerandomiseerd over de 2 behandelarmen: bij arm A werd begonnen met cSCIG en na 24 weken overgestapt naar fSCIG; bij arm B was dit precies andersom. De primaire uitkomstmaat was isometrische kracht. Dit werd gemeten in 2 vooraf geselecteerde, zwakkere spiergroepen. Secundaire uitkomstmaten waren scores van de volgende tests: de Overall Disability Sum Score (ODSS), Medical Research Council, grijpkracht met een hand-dynamometer, 9 Hole Peg Test, Six Spot Step Test en EQ-5D-5L Index Value en de VAS.

Resultaten

Bij 18 patiënten was fSCIG mogelijk, 2 patiënten verlieten de studie vanwege bijwerkingen. Er was geen verschil in isometrische kracht tussen de 2 behandelarmen: 106% bij cSCIG en 101% bij fSCIG. Bovendien waren er geen significante verschillen in alle secundaire uitkomstmaten, waarbij de ODSS zelfs identiek was in beide groepen (2,0). Milde en kortdurende algemene bijwerkingen kwamen evenveel voor in beide groepen, maar de relatieve frequentie van gelokaliseerde bijwerkingen op de injectieplaats was verhoogd na fSCIG (0,63 [95%-BI: 0,23-1,00]) vergeleken met cSCIG (0,09 [95%-BI 0,00-0,22]; p=0,005). De voorkeur van patiënten ging uit naar fSCIG bij 2 van de 5 VAS-scores en bij de totale gemiddelde score van alle voorkeuren (p=0,03). Dit was met name te wijten aan het gemak van de fSCIG-behandeling en doordat deze meer bijdraagt aan het behouden van een normaal leven dat niet door de ziekte wordt beïnvloed.

Conclusie

fSCIG is een toepasbare behandeling en niet-inferieur bij MMN-patiënten die eerder zijn behandeld met cSCIG. De behandeling gaat wel gepaard met een hogere frequentie van kortdurende gelokaliseerde bijwerkingen, maar toch geven patiënten de voorkeur aan fSCIG door het gemakkelijkere behandelregime.

Referentie

Al-Zuhairyl A, Jakobsen J, Andersen H, et al. Facilitated subcutaneous immunoglobulin in multifocal motor neuropathy – a randomized, single-blinded, noninferiority cross-over trial. Gepresenteerd tijdens EAN 2019, abstract O2213.

Spreker Johannes Jakobsen

Jakobsen

Prof. dr. Johannes K. Jakobsen,Rigshospitalet, Kopenhagen, Denemarken

Naar boven