preheader tnn

Overstappen van injecteerbare naar orale eerstelijnsbehandelingen bij relapsing-remitting MS is een veilige strategie

Wanneer een patiënt met relapsing-remitting MS zonder recente ziekteactiviteit wilt overstappen van interferon-β of glatirameeracetaat op een orale eerstelijnsbehandeling, kan dat dan zonder problemen? En waar is dat op gebaseerd? Tijdens AAN werd een analyse gepresenteerd van een groot MS-register uit Denemarken waarin patiënten die overstapten op teriflunomide of dimethylfumaraat werden vergeleken met patiënten interferon-β of glatirameeracetaat bleven gebruiken.

Achtergrond

Het komt vaker voor dat patiënten switchen van eerstelijnsmedicatie bij ziektemodulerende behandeling om andere redenen dan ziekteactiviteit. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar deze switch bij patiënten met klinisch stabiele relapsing-remitting multiple sclerose (RRMS). De onderzoekers in de studie van Buron et al. bekeken of het switchen van een injecteerbare behandeling met interferon-β of glatirameeracetaat naar het orale middel dimethylfumaraat of teriflunomide, gevolgen had voor de 6-maands bevestigde verslechtering op de EDSS-schaal of het risico op relapsen.

Deens MS-register

Met behulp van het ‘Danish Multiple Sclerosis Registry’ werden patiënten geïdentificeerd met RRMS zonder ziekteactiviteit, die behandeld bleven met interferon-β en glatirameeracetaat, en patiënten die switchten naar dimethylfumaraat of teriflunomide. De klinische uitkomsten van deze groepen werden met behulp van propensity-scores en marginale structurele modellen met elkaar vergeleken, waardoor effecten van leeftijd, geslacht, EDSS-score bij aanvang en ziekteduur werden geneutraliseerd.

Resultaten

In de analyse werden 318 patiënten meegenomen die overstapten naar dimethylfumaraat. Deze werden gematcht aan 1.225 patiënten die op interferon-β of glatirameeracetaat bleven. Voor teriflunomide werden 428 patiënten geïncludeerd die werden gematcht met 1.235 ‘blijvers’. Het relatieve risico (RR) voor 6-maands bevestigde verslechtering van de EDSS-score was 1,15 (95%-BI: 0,88-1,50) en 1,16 (95%-BI: 0,92-1,63) voor respectievelijk dimethylfumaraat en teriflunomide. Het RR voor overstappers op de eerste relaps is voor dimethylfumaraat 0,73 (95%-BI: 0,51-1,04) en voor teriflunomide 1,25 (95%-BI: 0,96-1,63). Voor beide middelen was na overstap op het orale middel het risico op het staken van de behandeling als gevolg van bijwerkingen ook niet hoger dan voor de blijvers: dimethylfumaraat RR 0,93 (95%-BI: 0,73-1,20), teriflunomide RR 0,77 (95%-BI: 0,60-0,97).

Conclusies

De onderzoekers vonden geen of een nauwelijks toegenomen risico op relapsen, EDSS-verslechtering of het staken van de behandeling als gevolg van ziekteactiviteit bij klinisch stabiele patiënten die switchten van injectietherapie naar oraal dimethylfumaraat of teriflunomide. Daarmee lijkt het voor RRMS-patiënten met injecteerbare eerstelijnsbehandelingen zonder recente ziekteactiviteit veilig om over te stappen op een orale eerstelijnsbehandeling indien daar behoefte aan is.

Referentie

Buron MD, Kalincik T, Sellebjerg F, et al. The effect of lateral therapy switches to oral moderate-efficacy drugs in multiple sclerosiss. A nationwide cohort study. Gepresenteerd tijdens AAN; abstract P15.048.

Spreker Mathias Buron

Mathias Buron

Mathias Buron, MD, PhD, Danish Multiple Sclerosis Center, Rigshospitalet, Glostrup, Denemarken

Naar boven