Progressie van niet-motorische symptomen bij de ziekte van Parkinson: prevalentie en ernst nemen niet gelijkwaardig toe

Niet-motorische symptomen komen voor in ieder stadium van de ziekte van Parkinson. Recent groeit de overtuiging dat de impact van deze niet-motorische symptomen op de levenskwaliteit van Parkinson-patiënten minstens even zo groot is als de impact van de motorische problemen. Het is dan ook van groot belang om inzicht te verwerven in hoe deze symptomen ontstaan en hoe ze evolueren.

Een verstoorde REM-slaap (‘REM sleep behaviour disorder’, RBD) is een vroeg niet-motorisch symptoom van de ziekte van Parkinson. Uit een studie van Onofrj et al. (2002, J Neurol Sci) blijkt dat de prevalentie van RBD significant toeneemt in de tijd. Bij aanvang van de studie hadden 5 van de 80 Parkinson-patiënten last van RBD terwijl dit na 8 jaar vervijfvoudigd was tot 27. Opmerkelijk is wel dat na verloop van tijd de prevalentie toeneemt, maar dat de ernst van de RBD afneemt. Zo gaven 14 van 25 Parkinson-patiënten met RBD na 4 jaar aan dat de ernst van hun RBD was afgenomen, terwijl slechts 6 patiënten aangaven dat hun RBD licht tot matig was toegenomen.

Hyposmie komt voor bij 80 tot 90% van de Parkinson-patiënten in ieder stadium van de ziekte en manifesteert zich gemiddeld 4 jaar voor de diagnose van de ziekte. De evolutie van hyposmie bij Parkinson is erg onvoorspelbaar. Zo bleek uit een studie van Herting et al. (2008, J Neurol) dat de prevalentie en ernst van hyposmie zowel kan verbeteren als verslechten al naargelang de ziekteduur toeneemt.

Autonome dysfunctie komt, afhankelijk van het type symptoom en de manier waarop geëvalueerd wordt, voor bij 20 tot 80% van alle Parkinson-patiënten. Uit een studie van Korchounov et al. (2005, J Neurol) blijkt dat de incidentie en prevalentie van autonome dysfunctie toeneemt naarmate de ziekteduur toeneemt. Deze toename verschilt echter niet veel van de toename die men ziet bij gezonde controles ten gevolge van een toenemende leeftijd. Verschillende cross-sectionele en longitudinale studies tonen echter aan dat er wel degelijk sprake is van progressie van autonome dysfunctie bij de ziekte van Parkinson. Voor urinaire dysfunctie en constipatie werd aangetoond dat de prevalentie en de ernst toenemen naarmate de ziekte langer duurt. Voor cardiale dysfunctie tenslotte toonde men aan dat de prevalentie significant toeneemt in latere stadia van de ziekte.

Niet-motorische symptomen komen voor in verschillende stadia van de ziekte van Parkinson en vertonen wel degelijk progressie. Opmerkelijk hierbij is echter dat de prevalentie en de ernst van niet-motorische symptomen zich niet noodzakelijk vergelijkbaar gedragen. Daarnaast moet gesteld worden dat verschillende factoren zoals leeftijd, co-morbiditeiten en medicatie de progressie van niet-motorische symptomen beïnvloeden. Meer kwantitatieve data uit longitudinale studies zijn echter noodzakelijk om de progressie van deze symptomen nog beter in kaart te brengen. Gezien de grote invloed van deze symptomen op de levenskwaliteit van Parkinson- patiënten is het belangrijk om deze niet over het hoofd te zien. Het systematisch gebruik van goede vragenlijsten kan daarbij behulpzaam zijn in de dagelijkse praktijk (bv.. NMSS, SCOPA, COMPASS, en dergelijke).

Referentie
Berg D, et al. Clinical evidence for progression of other non-motor symptoms. MDPD 2012, abstract #454.

Spreker Daniela Berg

berg

Daniela Berg, MD, PhD
Department of Neurodegeneration, University of Tübingen, Hertie Institute for Clinical Brain Research and German Center for Neurodegenerative Diseases, Tübingen, Duitsland

 

Zie: Keyslides

Naar boven