Nieuwe MRI-technieken verbeteren het zicht op Parkinson
Tijdens de EFNS 2012 gaf Lehéricy (Parijs, Frankrijk) een overzicht van enkele nieuwe beeldvormende technieken en de implicaties ervan voor patiënten met de ziekte van Parkinson. Hij beschreef de potentie ervan in de context van de diagnostiek en follow-up van de ziekteprogressie. Ook kan door deze technieken een beter inzicht ontstaan over de pathofysiologie van deze ziekte.
Beter in beeld
Recente ontwikkelingen op het gebied van MRI-scans, zoals nieuwe contrastmiddelen, ultra high field MRI en kwantitatieve beeldvorming hebben het visualiseren van diepe hersenkernen, vooral de substantia nigra, verbeterd.
Kwantitatieve MRI levert beelden (‘maps’) die informatie verschaffen over de fysieke eigenschappen van water in de hersenen. Deze beelden kunnen gebruikt worden als surrogaatmarkers, waarmee weefseleigenschappen gekarakteriseerd kunnen worden.
Relaxometrie
Relaxometrie levert informatie over de microstructuren van het weefsel. Het relaxatiepercentage (R2*) is gevoelig voor de aanwezigheid van ijzer. Magnetisatie transfer geeft vooral een beeld van de macromoleculaire inhoud van het weefsel. Daardoor verschaft deze methode informatie over de myelinisatie en axonale densiteit. Nieuwe sequenties zijn in staat om structuren te detecteren, die neuromelanine bevatten, zoals de substantia nigra en de locus coeruleus (zie de dia’s).
Weefseldiffusie
Met beeldvorming van de weefseldiffusie kan de micro-architectuur van de witte en grijze stof en axonale banen in de hersenen gemeten worden. Ultra high field MRI met 7 Tesla blijkt het contrast en de ruimtelijke resolutie te verbeteren en wordt gebruikt om de vorm van de substantia nigra vast te stellen (zie de dia’s).
'Resting-state' functionele MRI-technieken worden gebruikt om de langgerekte functionele hersennetwerken te karakteriseren.
Referentie
Lehéricy S. MRI in Parkinson’s disease - The State-of the Art. 16th EFNS Congress 2012, Stockholm, Sweden. Abstract MT 1-1.