preheader tnn

header website

CaMEO studie toont een significante relatie aan tussen migraine en slaapapnoea

Mensen met migraine, in het bijzonder met chronische migraine, lopen een verhoogde kans op slaapstoornissen, waaronder slaapapnoea (SA), zo wijst een nieuwe studie uit die gepresenteerd werd door Buse et al. tijdens het EAN 2017 congres in Amsterdam. In totaal 37% van de migrainepatiënten die meededen aan de studie, behoorde tot de hoog-risico groep voor slaapapnoea, een percentage dat aanzienlijk hoger ligt dan het percentage voor slaapapnoea onder de gewone bevolking. De onderzoekers suggereren dat het meerwaarde kan hebben als huisartsen meer navraag doen naar slaapstoornissen bij hun migrainepatiënten. Nu bekend is dat slaapapnoea geassocieerd is met het hebben van frequentere migraine kan het opsporen en behandelen van slaapapnoea mogelijk ook het voorkomen van migraine verminderen, suggereren de onderzoekers.

Zowel depressie en angst hebben een tweerichtingsrelatie met migraine, aldus Buse. Een dergelijke relatie is ook van toepassing voor slaapstoornissen. Slaapstoornissen kunnen migraine verergeren en migraine kan slaapstoornissen weer verergeren.

In de ‘Chronic Migraine Epidemiology and Outcomes (CaMEO) Study’ wordt de relatie onderzocht tussen slaapstoornissen en slaapapnoea (SA) als co-morbiditeiten van episodische migraine (EM) en chronische migraine (CM).

De onderzoekers stuurden een survey uit naar in totaal 16.763 CaMEO respondenten, van wie 12.810 personen betrouwbare data leverden die meegenomen konden worden in de analyse.

De groep deelnemers werd verdeeld in twee groepen: de groep met episodische migraine (EM) en een groep met chronische migraine (CM) op basis van hun hoofdpijnfrequentie. Iemand werd ingedeeld in de groep CM indien sprake was van hoofdpijn op 15 of meer dagen per maand. Uiteindelijk werden data van 11.699 deelnemers met EM en 1111 met CM geïncludeerd in de analyse.

De CM groep bevatte meer vrouwen, en binnen die groep was vaker sprake van een hoge ‘Body Mass Index’ (BMI) dan binnen de EM groep. Mensen in de groep EM hadden significant vaker nog een baan ten opzichte van de groep met CM.

Alle deelnemers voltooiden de surveys behorend bij baseline, 3 maanden follow-up tot en met ruim 1,5 jaar follow-up.

EM- en CM patiënten hebben verhoogd risico op slaap apnoea

Het risico van SA werd beoordeeld als hoog of laag door het gebruiken van de ‘Berlin Schaal’ voor Slaap Apnoea. Op basis van deze schaal, had 37,0% van de respondenten een hoog risico voor SA (EM groep: 35,6%; CM-groep: 51,8%; P < 0,001) wat veel hoger is dan het risico voor de algemene bevolking dat doorgaans op 9% gesteld wordt, aldus Buse.

Risico slaapapnoea neemt toe met toename BMI

Het risico van slaapapnoea neemt toe met toename van de BMI. Bij mensen met EM varieert dit risico van 11% (bij ondergewicht), naar 18% (bij normale BMI) tot 35% voor mensen met overgewicht en 79% voor mensen met obesitas. Bij vrouwen was eenzelfde patroon te herkennen, aldus de onderzoekers, maar hier bleken de risico’s wel aanzienlijk lager te zijn (zie ook Tabel 1 en Tabel 2, onder ‘Keyslides’).

Het risico van slaapapnoea stijgt eveneens bij toenemende BMI bij mensen met CM. In de obesitas-groep bleek bijna 92% van de mannen en 84% van de vrouwen een verhoogd risico te hebben voor het krijgen van SA.

Gebruik van ademhalingshulpmiddelen

Van de mensen met de diagnose SA (in de EM-groep: 74,7%; in de CM-groep: 82,8%) gebruikte 35% van de mensen met EM en 32% van de mensen met CM een ‘continuous positive airway pressure’ apparaat (CPAP) of een ander ademhalings hulpmiddel.

Via het afnemen van de Medical Outcomes Study Sleep (MOS) Scale vergaarden de onderzoekers gegevens over de kwaliteit van de slaap, slaperigheid overdag, snurken en slaapefficiëntie.

Uit de resultaten bleek dat patiënten met CM op alle schaalonderdelen het slechtst scoorden. In totaal 50% van de CM deelnemers voldeed aan de criteria voor slaapstoornissen vergeleken met 38% van de EM deelnemers. Desalniettemin gaf bijna 40% van de mensen met EM aan dat hun slaap afdoende was vergeleken met 34% van de mensen met CM.

Diegenen die meldden last te hebben van SA gaf 75,7% van de respondenten aan dat er een diagnose SA door een arts was gesteld (EM-groep: 74,7%; CM-groep: 82,8%). De meest gemelde MOS slaap subschaal klachten waren (zie ook Tabel 3): snurken (EM: 32,1%; CM: 33,9%), kortademigheid (EM: 20,6%; CM: 29,8%), slaperigheid overdag (EM: 21,2%; CM: 23,4%), en slaap-inefficiëntie (‘sleep inadequacy’, EM:22,1%; CM: 24,2%).

Concluderend kan gesteld worden dat, vergeleken met de gangbare prevalentie van SA van 1-6% onder de gewone bevolking, patiënten met migraine en dan met name met CM, een significant verhoogd risico hebben voor het krijgen van slaapapnoea en slaapstoornissen en sprake is van mogelijke forse onderdiagnose door artsen.

Referentie

Buse D, Rains J, J. Pavlovic J, et al. The Relationship Between Sleep Disorders and Migraine: Results from the Chronic Migraine Epidemiology and Outcomes (CaMEO) Study. Presentatie O1109 tijdens EAN 2017, Amsterdam.

 

Spreker Dawn Buse

Dawn Buse

Professor Dawn C. Buse, PhD, klinisch psycholoog, Department of Neurology, Albert Einstein College of Medicine of Yeshiva University, New York City, USA


Zie: Keyslides

Naar boven