preheader

header website

Een 15-jaars follow-up studie bij patiënten met klinisch geïsoleerd syndroom: vroege MRI voorspellers voor secundaire progressieve MS

Er zijn reeds verscheidene factoren bekend, waaronder leeftijd, geslacht, aard van de symptomen en het herstel na een eerste aanval, die geassocieerd zijn met een vroege start van secundaire progressie bij patiënten met relapsing-remitting MS (RR-MS). De focus van deze studie lag op de voorspellende waarde van MRI voor secundaire progressieve MS (SP-MS) in patiënten met klinisch geïsoleerd syndroom (‘clinically isolated syndrome’, CIS).

In deze studie werden prospectief 164 CIS-patiënten geïncludeerd die een MRI-scan van de hersenen en ruggengraat hadden gehad binnen 3 maanden na CIS. Verdere inclusie-criteria waren: leeftijd 16-50 jaar, typische CIS-presentatie en geen eerdere neurologische symptomen. De baseline MRI variabelen waren: laesies (T1- en T2-gewogen laesievolume), locaties van laesies (periventriculair, juxtacorticaal, infratentoriaal, ruggengraat), activiteit van de laesies (aantal gadolinium-aankleurende laesies) en mate van atrofie (‘normalized brain volume’, NBV en ‘upper cervical cord cross-sectional area’, UCCA). Alle patiënten werden ongeveer 15 jaar gevolgd en de diagnose MS werd gesteld op basis van de MCDonald 2010 criteria. Een multivariaat binair logistisch regressiemodel werd gebruikt om onafhankelijke MRI voorspellers voor SP-MS te identificeren (aangepast naar leeftijd, geslacht, CIS-type en behandeling).

Na een mediane follow-up van 15,1 jaar hadden 45 patiënten (27%) CIS, 95 patiënten (58%) RR-MS en 24 patiënten (15%) SP-MS. In het multivariate binaire logistische regressie model waren ruggengraatlaesies (OR 3,85; 95%CI: 1,39-10,7; p=0,010), niet-verbeterende T1-hypointense hersenlaesievolume (OR 1,64; 95%CI: 1,06 – 2,54; p=0,027) en het aantal infratentoriale laesies (OR: 1,20; 95% CI: 0,97 – 1,50; p=0,087) geassocieerd met SP-MS na 15 jaar.

In patiënten met CIS zijn ruggengraatlaesies, infratentoriale en niet-verbeterende T1-hypointense hersenlaesies geassocieerd met een grotere waarschijnlijkheid voor SP-MS na 15 jaar dan RR-MS en CIS. Deze bevindingen suggereren dat focale ruggengraatlaesies en een grotere mate of neuroaxonaal verlies in de witte stof van de hersenen potentiële mechanismen zijn die bijdragen aan de ontwikkeling van SP-MS.

Referentie

Brownlee WJ, Altman DR, Miszkiel KM, et al. Early MRI predictors of secondary progressive multiple sclerosis: a 15 year follow-up study of patients with clinically isolated syndrome. ECTRIMS congress 2016, oral 186

Spreker Wallace Brownlee

 Brownlee

Wallace Brownlee, MD, PhD
UCL Institute of Neurology, London, UK


Zie: Keyslides

Naar boven