preheader
header

Niet-motorische symptomen kunnen helpen bij een vroegere diagnose van de ziekte van Parkinson

Initieel werd aangenomen dat de ziekte van Parkinson veroorzaakt werd door een atrofie van de dopaminerge neuronen in de hersenstam. Recent haalde Haiko Braak deze klassieke manier van denken echter onderuit door te stellen dat de vorming van alfa-synucleïne aggregaten, wat aan de basis ligt van de ziekte van Parkinson, een diffuus proces is waarin de meeste, zoniet alle, neuronen van het centraal zenuwstelsel betrokken zijn. Dit verklaart ook de brede waaier van motorische en niet-motorische symptomen bij Parkinson patiënten. Momenteel is de diagnose van de ziekte van Parkinson nog steeds gebaseerd op de vaststelling van de typische, motorische karakteristieken van de ziekte. Vele niet-motorische symptomen komen echter reeds veel eerder in het beloop voor en zouden daarom kunnen helpen bij het stellen van de diagnose in een veel vroeger stadium van de ziekte. 

Een vroegere diagnose van de ziekte van Parkinson kan ervoor zorgen dat het mogelijk wordt om de progressie van de ziekte een halt toe te roepen, of te vertragen in een stadium waarin dit het meeste zin heeft. In dit licht werd aangetoond dat gedwongen beweging niet enkel het risico op osteoporose, cardiovasculaire en cerebrovasculaire problemen verlaagt, maar ook de neuroplasticiteit (neuronale protectie en herstel) stimuleert. Zo blijkt uit recente studies dat gedwongen beweging bij Parkinson patiënten zorgt voor een significant verbeterd motorisch (verbetering van de UPDRS score met 35%) en cognitief functioneren.

Verschillende studies met betrekking tot de invloed van omgevingsfactoren en genetische predispositie in het ontstaan van de ziekte van Parkinson insinueren een rol voor een verstoorde mitochondriale functie in de pathogenese van de ziekte. Recent gaan dan ook stemmen op om genomische analyses te gebruiken in de diagnose van de ziekte van Parkinson in een pre-fysiologisch stadium. Over hoe deze genomische screening precies moet verlopen, bestaat echter geen duidelijkheid. Andere ‘markers’ die een rol kunnen spelen in het vaststellen van de ziekte van Parkinson in een pre-klinisch stadium zijn ondermeer verlaagde alfa-synucleïne concentraties (gevoeligheid van 92%, specificiteit 58%) en DJ-1 concentraties in het cerebrospinaal vocht (gevoeligheid 90%, specificiteit 70%). 

Met betrekking tot een pre-klinische diagnose van de ziekte van Parkinson stelde men vast dat Parkinson patiënten reeds in een heel vroeg stadium van hun ziekte een verlaagde opname van fluorodopa en ß-CIT vertonen in vergelijking met normale controles. Structurele en functionle imaging met PET en SPECT hebben dan ook een  belangrijke rol in het vervroegen van de diagnose.

Een zeer belangrijke rol in de pre-motorische diagnose van de ziekte van Parkinson is weggelegd voor de niet-motorische symptomen. Deze symptomen kunnen reeds vele jaren, tot verschillende decennia, vóór de diagnose van de ziekte van Parkinson aanwezig zijn. Zo werd reeds aangetoond dat hyposmia, verstoorde REM-slaap, constipatie, erectieproblemen, depressie en verstoord cognitief functioneren geassocieerd zijn met een (sterk) verhoogd risico op de ontwikkeling van de ziekte van Parkinson. Jammergenoeg zijn de meeste niet-motorische symptomen echter aspecifiek, maar door verschillende niet-motorische symptomen te combineren wordt een pre-motorische Parkinsondiagnose wellicht toch mogelijk. Zo heeft de combinatie van visuele problemen met hyposmia en disautonomie een gevoeligheid en specificiteit voor de diagnose van de ziekte van Parkinson van bijna 80%.

Referentie
Wolters E.Ch.,et al. Non-motor components in diagnostic PD criteria. Presented at MDPD 2012, abstract #536.

Spreker Erik Wolters

 wolters

Erik Ch. Wolters, MD, PhD,
Department of Neurology VU University Medical Center, Amsterdam, Nederland


Zie: Keyslides

Naar boven